Vandana Shiva en Jan Paul Smit
Van oudsher steunt de Indiase landbouw op het bos. De dorpsbewoners halen er bladeren en grassen, die ze als veevoer gebruiken en compost. Ze zoeken er kruiden om ziekten bij planten, dieren en mensen te bestrijden. Ze vinden er knollen, oliehoudende zaden, vruchten, brand- en timmerhout. Bovendien houdt het bos het water van de felle moesonregens vast en geeft die zo langzaam af, dat er het hele jaar door drink- en irrigatiewater voorhanden is.
Vanzelfsprekend is de plattelandsbevolking gewend uiterst zorgvuldig om te springen met het bos, de basis van hun bestaan. Omdat het werk in het bos traditioneel een vrouwentaak is, beschikken vooral zij over grote kennis van de vele plantensoorten en hun onderlinge samenhang. Zij weten hoe ze door zorgvuldig snoeien het bos tot een grotere opbrengst kunnen stimuleren. Groepen vrouwen trekken gezamenlijk het bos in om bladeren, takken en vruchten te verzamelen, waarbij oudere vrouwen op een natuurlijke manier hun kennis doorgeven aan de jongere generatie.
In de koloniale tijd ging er veel bos verloren voor de plaatselijke bevolking. In haar boek 'Staying Alive' schrijft Vandana Shiva: "Toen de Britten India koloniseerden, koloniseerden ze allereerst de bossen. Terwijl ze geen idee hadden van de rijkdom van deze bossen en van de rijkdom aan kennis bij de plaatselijke bevolking om op een duurzame manier de bossen te beheren, negeerden ze de rechten, behoeften en kennis van de plaatselijke bevolking en reduceerden ze de bossen van het fundament van het bestaan tot een houtmijn." "In het jaar 1799 alleen al werden 10.000 teakbomen via de rivier de Beypur in Malabar aangevoerd." De Engelsen hadden het hout nodig voor de bouw van oorlogsschepen voor de 'Kings Navy'.
Toen de Britten India onderwierpen, waren de landbouwmethoden, gebaseerd op duizenden jaren ervaring, zeer ver ontwikkeld. In 1889 stuurde de Engelse regering een agronoom naar India om te onderzoeken, hoe de landbouw daar verbeterd kon worden. Deze deskundige schreef in zijn officiële rapport: "Ik maak me sterk, dat het eenvoudiger is verbeteringen voor te stellen voor de Engelse landbouw, dan waardevolle suggesties te doen voor die van India ... nergens zou men betere voorbeelden kunnen vinden van zowel het nauwgezet vrijhouden van het land van onkruid, als van vernuftige apparaten om het waterpeil te verhogen, als van kennis van de bodem en haar mogelijkheden, als van de juiste tijd om te zaaien en te oogsten. Het is wonderlijk bovendien, hoeveel er bekend is van vruchtwisseling, het systeem van het verbouwen van verschillende gewassen tegelijkertijd op één akker en van het ploegen."
Door het ingrijpen van de Engelsen ontstonden grote problemen. Zij onteigenden gemeenschappelijke weiden en bossen en breidden de verbouw van handelsgewassen als suikerriet en pinda's sterk uit. Dit ging ten koste van de traditionele landbouw voor de zelfvoorziening. In de chaotische periode na de onafhankelijkheid in 1947, ontstond er een ernstig voedseltekort.
De 'Groene Revolutie' moest de politieke onrust indammen
Gandhi en zijn medewerkers van de onafhankelijkheidsbeweging pleitten ervoor zorgvuldig alle mogelijkheden van de traditionele, ecologische landbouw ten volle te benutten. Zo sprak in 1951 de minister van landbouw tot zijn hoge ambtenaren: "Bestudeer van de Levenscyclus van de dorpen, die jullie onder je hoede hebt, zowel de watervoorziening als de bodemgesteldheid. Zoek uit, waar de Cyclus verstoord is en vorm je een idee van de stappen, die gezet moeten worden, om deze te herstellen."
Ook voerden de meeste Indiase deelstaten landhervormingen door, om landloze boeren aan werk te helpen. De politiek van de nieuwe Indiase regering was succesvol: in de periode '49 - '65 nam de produktie van granen met ruim drie procent per jaar toe.
Toch sloeg India een andere weg in. Een gedeelte van de elite maakte zich zorgen om haar positie, nu de arme plattelandsbevolking zich steeds duidelijker liet horen. Deze putte veel inspiratie uit de ontwikkelingen in buurland China, waar boerenbewegingen een belangrijke rol speelden bij de communistische machtsovername in 1949.
Ook de Amerikaanse regering en de grote internationale bedrijven wilden na het 'verlies van China' maar al te graag de onrust op het platteland van Azië een halt toeroepen. De 'Groene Revolutie' zou het tovermiddel worden om dit te bereiken. In het Amerikaanse researchinstituut IRRI, gesticht door de Rockefeller en Ford Foundation, was een nieuwe 'wonder'-rijstvariëteit gekweekt. Deze zou de landbouwopbrengst enorm verhogen. De overvloed zou de druk van de ketel halen en voor 'vrede' zorgen.
Na enige jaren van voorbereiding ging in 1967 de 'Groene Revolutie' officieel van start. Hoewel de produktie van granen in de periode '67 - '78 gemiddeld zo'n 2,5 procent bleef groeien, was de 'Groene Revolutie' toch een teleurstelling. De 'wonderzaden' blijken grote hoeveelheden kunstmest nodig te hebben. Nu monocultuur van de superrijst de talloze inheemse variëteiten vervangt, is er een flinke behoefte aan bestrijdingsmiddelen. Om de uitermate dorstige planten te voorzien van voldoende water, zijn grote en kostbare irrigatieprojecten noodzakelijk. Het vele en soms te zoute bevloeiingswater veroorzaakt zowel uitloging van de bodem, als verzilting. Volgens Shiva kan je spreken van "een milieuramp".
Het meest trieste voorbeeld vormt de Indiase deelstaat Punjab. Dit was het paradepaardje van de 'Groene Revolutie'. "Paradoxaal genoeg is Punjab, na twintig jaar 'Groene Revolutie', noch een land van welvaart, noch van vrede. Het is een gebied, waar ontevredenheid en geweld welig tiert. In plaats van overvloed treffen we in Punjab verziekte gronden en gewassen aan, uitgeloogde, woestijnachtige gebieden en ontevreden boeren, die kampen met schulden." In de tweede helft van de jaren '80, verloren meer dan 10.000 mensen het leven bij ongeregeldheden.
Verzet tegen de 'Groene Revolutie' was er van het begin af aan. Zo weigerde bijvoorbeeld de directeur van het Indiase landbouwonderzoeksinstituut in Cuttak zijn medewerking. Hij werd onder internationale druk ontslagen. Toen een andere deelstaat hem in de gelegenheid stelde op kleinere schaal verder te werken met inlandse rijstvariëteiten, werd hij opnieuw op straat gezet, nu door toedoen van de Wereldbank. Succesvoller zijn de talloze acties van de Indiase bevolking tegen irrigatieprojecten en dammen, die noodzakelijk zijn voor de nieuwe landbouwaanpak. Zo moest de Indiase regering in 1993 het reusachtige Narmada-dam project 'tijdelijk stilleggen'. Nog steeds wil het niet zo vlotten met de bouw.
'Meer vrijhandel betekent meer honger'
In 1992 begon de Indiase regering een andere economische koers te varen. Liberalisering is het wachtwoord. Ook heeft India een 'structureel aanpassings-programma' van de Wereldbank en het IMF geaccepteerd. Het gevolg is, dat er minder belemmeringen zijn voor buitenlandse bedrijven en dat de Indiase regering subsidies op landbouwprodukten moet afschaffen. Zo mag de overheid nu bij voedselschaarste onder de armen geen graan van Indiase boeren aankopen, omdat dit duurder is dan buitenlands graan. Dan is er volgens de Wereldbank sprake van concurrentievervalsing. Terwijl India in 1991 nog 672.000 ton tarwe exporteerde voor ongeveer 1,2 miljard gulden, moest het in '92 onder het aanpassingsprogramma 2,5 miljoen ton importeren. Te betalen in harde valuta. Shiva: "Het netto-resultaat is niet de afschaffing van subsidie op voedsel, maar een herverdeling: het geld gaat niet langer naar arme Indiase boeren, maar naar de machtige multinationals in de VS. (..)
Onder het structurele aanpassings-programma zijn de overheidsuitgaven omhoog gegaan en is het handelstekort groter geworden, hoewel het programma beiden zou beperken. De bedoeling lijkt te zijn de economie te déstabiliseren in plaats van te stabiliseren, zodat er voor India geen andere keus overblijft, dan nog afhankelijker te worden van de Wereldbank en de multinationale bedrijven."
Tot Shiva's grote ergernis komt daar nog bij, dat de VS zijn graan royaal subsidieert. In 1986 bijvoorbeeld gaf de USA tien miljard dollar uit aan exportsubsidie op maïs en tarwe, die op de markt slechts 4,2 miljard dollar opbrachten. Met een exportsubsidie van 34 dollar per honderd kg, halveerde de USA de wereldmarktprijs voor rijst tot minder dan acht dollar per honderd kg. De gevolgen laten zich raden: kleine boerenbedrijven in de Derde Wereld leggen het loodje. Aangezien boeren het voedsel, dat ze zelf eten, betrekken van hun eigen bedrijf, betekent de Amerikaanse handelspolitiek een toename van de honger in de wereld.
Eind 1993 werd de GATT, het landbouw-vrijhandelsverdrag getekend. Alle juichende verhalen over het 'historisch akkoord' ten spijt is niet iedereen hier enthousiast over. "In India zijn miljoenen boeren de straat opgegaan, om te protesteren tegen het verdrag", zegt Shiva. Om er smalend aan toe te voegen: "De vrijhandel is zo 'vrij' dat het overal met geweld opgelegd moet worden. Om wiens vrijheid gaat het echter, en wie wordt het kind van de rekening?"
Uit de GATT is de World Trade Organization (WTO) voortgekomen, waarin het rijke Westen het voor het zeggen heeft. Shiva vreest dat niet de Verenigde Naties, maar de WTO "samen met de Wereldbank en het IMF, het centrum zal vormen van het wereldbestuur."
Voor de landbouw in India ziet Shiva het somber in: "Het wegwerken van de kleine boeren is de opzettelijke politiek van de GATT." Maar liefst zeventig procent van de Indiase beroepsbevolking werkt in de landbouw. Vrouwen nemen ongeveer tweederde van het boerenwerk voor hun rekening. "De meerderheid van de vrouwen in India is niet eenvoudigweg huisvrouw, maar boer." Verslechteringen in de landbouw zullen dus vooral vrouwen treffen.
Shiva benadrukt, dat de vrijheid, waar de GATT en de WTO het over hebben, vrijheid voor de grote landbouwfirma's betekent, die "gebaseerd is op de ontkenning van de vrijheid van plattelandsvrouwen om voedsel te produceren, te verwerken en te eten naar hun plaatselijke ecologische, economische en culturele behoeften. (..) Meer vrijhandel betekent dus meer honger."
Agro-multinationals op de korrel
Het Indiase platteland kent een rijke verzetstraditie. Telkens weer voert de bevolking actie voor landhervormingswetten en zijn er strubbelingen met feodale grootgrondbezitters. Zo kwamen in 1946 pachters en kleine boeren in Bengalen en Andhra Pradesh in opstand en in 1949 die in Kerala. De AIKS (All Indian Kisan Sabha = Algemene Indiase Boerenbond), een organisatie die aan de Indiase communistische partij gelieerd is, speelde in deze opstanden een grote rol.
In de zestiger jaren voerde de Naxalietenbeweging een gewapende strijd in West-Bengalen en Andhra Pradesh. In het gebied ten noorden van Bombay was de verzetsbeweging van inheemse volken Bhoomi Sena actief.
In 1988 demonstreerden 200.000 landarbeiders in Delhi voor opname van het recht op werk in de grondwet. Verder eisten ze regeringsmaatregelen om de plaatselijke industrie te beschermen en de invloed van de multinationals en de grote Indiase bedrijven terug te dringen.(1)
Shiva is betrokken bij verschillende grote boeren-demonstraties. Zo stond ze in 1993 in Bangalore op het podium, toen honderdduizenden boeren protesteerden tegen de agro-multinationals. De boeren legden gezamenlijk een eed af dat ze zich in zouden zetten voor het behoud van de inheemse zaden. Ze voegden de daad bij het woord door de zaden die ze meegenomen hadden in te zamelen en te overhandigen aan Shiva. Het onderzoeksinstituut dat zij opgericht heeft (de Research Foundation for Science, Technology and Natural Resource Policy) beheert een zaadbank voor het bewaren en opnieuw introduceren van inheemse voedselgewassen.(2)
Eind 1995 verbrandden boeren uit de Indiase deelstaat Karnataka bij een grote demonstratie de tekst van een amendement op de landhervormingswet. Deze aanpassing, die de bestaande wet afzwakt, is een uitvloeisel van het structurele aanpassings-programma van de Wereldbank en het IMF. Shiva was een van de sprekers op de manifestatie.(3)
Maart 1996 kwamen meer dan 50.000 boeren in Delhi bijeen om te protesteren tegen multinationals en corrupte politici. De demonstranten namen een manifest aan waarvoor Shiva het ontwerp geschreven had.
"Het voortbestaan van de Indiase boeren, die 75 procent van India's bevolking uitmaken en 25 procent van alle boeren op de wereld, wordt bedreigd", schrijft het manifest. "De natuurlijke hulpbronnen waar ons boerenbestaan vanaf hangt - land, water, vee en zaden - worden ons ontstolen onder de nieuwe economische politiek, die de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) voorschrijven."
(..) "Onder druk van de WTO worden wetten gemaakt om de zaden, die altijd een natuurlijke hulpbron zijn geweest van de boeren gezamenlijk, in handen te spelen van particuliere multinationale zaadfirma's." Het manifest wijst de nieuwe IPR-wetgeving af: "Wij zijn de oorspronkelijke kwekers van het zaad." En voegt eraan toe: "We zullen niet meewerken aan de uitvoering van wetten die ons onvervreemdbare recht op het zaad niet erkennen." Patentering van planten en dieren wijst het manifest af "omdat dit immoreel is en haaks staat op onze culturele tradities".
De boerenorganisatie verzet zich tegen het slachten van runderen voor de vleesexport: "Onze rijkdom aan vee is de basis van de duurzame landbouw, onmisbaar voor ons boeren om te overleven. (..) Onze dieren zijn ons heilig. Ze zijn als familieleden." De boeren kondigen aan over te schakelen op biologische landbouw op basis van inheemse zaden en onafhankelijk van de chemische concerns. "We zullen een levensvatbare en rechtvaardige economische orde vestigen om ervoor te zorgen dat we in staat zullen zijn onze plicht te vervullen de bevolking van India te voorzien van veilig en voldoende voedsel."(4)
Eind mei 1995 richtte de KRRS (Karnataka Rajya Ryota Sangha = Pachtersbond uit Karnataka) samen met het Third World Network (een koepel van milieugroepen uit de Derde Wereld) een Internationaal Instituut voor Duurzame Landbouw op in Bangalore. Shiva zit namens het Third World Network in het bestuur van dit instituut. Het is gevestigd in de boerderij van de plaatsvervangend voorzitter van de KRRS, die in 1991 overschakelde op biologische landbouw. Na drie jaar was zijn inkomen met 170 procent gestegen.
Het instituut verzorgt trainingsprogramma's voor boeren die op biologische landbouw over willen gaan, en helpt bij het verzamelen van inheems zaad, het opzetten van een lokale zaadbank en de herintroductie van traditionele gewassen.(5)
Verantwoording
Dit hoofdstuk is een bewerking van het artikel 'Wereldhandel versus zelfvoorziening', dat juli 1994 verscheen in het tijdschrift Ongehoord. Het is vooral gebaseerd op Shiva's boeken The Violence of the Green Revolution en Staying Alive en het artikel GATT, Agriculture and Third World Women uit het boek Ecofeminism.
Noten
Dit artikel is een hoofdstuk uit: De armoedige levensvisie van het rijke Westen - milieu- en derde Wereldproblemen: het resultaat van geestelijke monocultuur; Vandana Shiva, e.a.; Ten Have, Baarn, 1997.